Hoofdmenu

Formatievluchten boven de Achterhoek

Dat zul je nou altijd zien! Dan schrijf je over een natte zomer en dan brengt de nazomer recordwarmte en droogte. Maar intussen zitten we echt in de herfst met een afwisseling van regen en wind, maar als de zon schijnt kan het nog heel aangenaam zijn en fladderen er zelfs nog vlinders rond. En met de herfst komen ook de fascinerende natuurfenomenen die bij dit jaargetijde horen: er zijn volop noten en vruchten, de bomen vertonen hun meest prachtige kleuren, in de bossen komen allerlei soorten paddenstoelen boven de grond en de vogeltrek is in volle gang.

Eigenlijk begint de vogeltrek al in het midden van de zomer, wanneer er van een naderende herfst nog helemaal niets te merken is. Volwassen koekoeken vertrekken in juli, al snel nadat ze hun eieren in de nesten van andere vogelsoorten hebben afgeleverd. Langer blijven hoeft niet: het uitbroeden van hun eieren en het grootbrengen van hun jongen hebben ze zogezegd uitbesteed. Hun jongen volgen wat later in het seizoen, nadat ze zich door hun gastvrouw en -heer hebben laten vetmesten. Ook de gierzwaluw houdt het vanaf half juli al voor gezien en trekt dan naar Afrika om pas in eind april-begin mei in ons land terug te keren.

Vogels die hier broeden en in Zuid-Europa of Afrika overwinteren heten, niet verrassend, zomergasten. Behalve de koekoek en de gierzwaluw horen tot deze groep bijvoorbeeld ook de wielewaal, de huis- en boerenzwaluw en de grutto. Standvogels zijn vogels die hier broeden en de rest van het jaar ook hier blijven. Voorbeelden daarvan zijn huismussen, merels, kraaiachtigen, zoals de kauw, de ekster en de zwarte kraai, en de meeste soorten roofvogels. Zoals er zomergasten zijn, zijn er ook wintergasten, soorten die in noordelijke streken broeden maar de koude winters daar ontvluchten om in Nederland te overwinteren. En dan heb je nog vogelsoorten die alleen tijdens de trek hier te zien zijn, de zgn. doortrekkers. Zo zijn er langs de oevers van de Berkel regelmatig doortrekkende steltlopertjes als groenpootruiters en witgatjes te zien.

Witgatjes aan de Berkel

Dit lijkt allemaal tamelijk overzichtelijk, maar het is niet het hele verhaal. De scheiding tussen deze groepen is niet zo strikt en er zijn allerlei variaties. Om een voorbeeld te noemen: we zien bij ons het hele jaar spreeuwen, maar toch is de spreeuw geen standvogel. Bij ons leven zomer en winter spreeuwen, maar de spreeuwen die hier in het zomerhalfjaar broeden, trekken voor een merendeel weg en worden vervangen door spreeuwen uit noordelijker streken, die hier de winter doorbrengen.

En om het dan nog wat ingewikkelder te maken: er zijn ook nog vogelsoorten die in het hoge noorden broeden, maar die je daarnaast in Nederland als broedvogel tegenkomt. De vogels die in Nederland broeden gedragen zich als standvogel, terwijl hun noordelijke soortgenoten zich in de herfst als wintergast bij hen voegen om samen met hun soortgenoten bij ons het koude jaargetijde door te brengen. Grauwe ganzen vormen daarvan het bekendste voorbeeld.

In Nederland zijn het hele jaar door grauwe ganzen te zien. Het aantal broedende grauwe ganzen is de laatste jaren enorm gegroeid. Aan het begin van de 20e eeuw was de grauwe gans als broedvogel vrijwel uit Nederland verdwenen, waarschijnlijk een gevolg van de drooglegging en ontginning van moerassen. De vogel was zo zeldzaam geworden dat natuurbeschermers in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw op meerdere plaatsen in Nederland grauwe ganzen hebben uitgezet, in het begin met bescheiden succes. De grote doorbraak kwam toen in de provincie Flevoland in de loop van de jaren 70 de Oostvaardersplassen ontstonden. De grauwe gans vestigde zich in dit stuk nieuwe natuur in flinke aantallen als broedvogel en het gebied was ook een geschikte plek om in alle rust de rui, wanneer de vogels door het verlies van hun slagpennen niet kunnen vliegen, te kunnen doormaken. Dit was het startsein voor verdere verspreiding over Nederland. Het is waarschijnlijk dat de aanleg van grote overloopgebieden langs de rivieren, om de dreiging van overstromingen tegen te gaan, voor de grauwe gans een gunstige ontwikkeling was. Het betekende het herstel van de eerder verdwenen moerassen. Bovendien hebben we in Nederland enorme oppervlaktes sterk bemest grasland. Het eiwitrijke gras dat hier groeit is niet alleen goed voedsel voor koeien, maar ook voor ganzen!

Op dit moment broeden er in Nederland tussen de 50.000 en 100.000 paren grauwe ganzen. In de buurt van Rekken broedt de grauwe gans onder andere langs de Berkel, in ieder geval in de moerassige gebieden bij de zandvang en, wat verder weg, ook in het Haaksberger Veen.

Grauwe gans met kuikens op de oevers van de Berkel bij de zandvang

Groepje jonge grauwe ganzen in de Berkel

 

De Nederlandse grauwe ganzen krijgen in de herfst gezelschap van enkele honderdduizenden soortgenoten, hoofdzakelijk afkomstig uit Scandinavië. Ook zij profiteren van de rijke graslanden, die door de milde winters van de laatste jaren ook nog eens steeds mooi groen blijven.

Er zijn nog andere ganzensoorten die in Nederland overwinteren. Kolganzen vormen hiervan verreweg de grootste groep. Op het eerste gezicht lijken kolganzen sterk op grauwe ganzen, maar ze zijn iets kleiner en maken een hoger geluid. Kolganzen zijn, behalve aan hun roep, het gemakkelijkst te herkennen aan de witte vlek (de kol) aan de basis van de snavel en aan de zwarte dwarsstrepen over de buik, maar die kenmerken zie je pas als ze op de grond zitten. Ook in Nederland broeden kolganzen, maar daarbij gaat het om maar enkele honderden paren. De meeste Nederlandse broedparen zitten langs de grote rivieren. De belangrijkste broedgebieden van de kolganzen liggen op de toendra’s van Noord-Rusland. Maar er overwinteren in onze streken meer dan een half miljoen van deze Russische kolganzen.

In de herfstperiode zijn in en om Rekken voortdurend grote groepen ganzen te zien, die in soms enorme V-formaties komen overvliegen. Dit kunnen grauwe ganzen zijn, maar de kans is groot dat om kolganzen gaat. Door in een V-vorm te vliegen besparen de vogels energie. De voorste vogels doen het zware werk en de ganzen die wat meer naar achteren vliegen profiteren van de opwaartse luchtbewegingen van hun voorgangers, die het vliegen gemakkelijker maken. De kopman/-vrouw laat zich dan ook regelmatig terugzakken om een soortgenoot een tijdje het zware kopwerk te laten opknappen.

Kolganzen en grauwe ganzen zijn vaak in elkaars gezelschap te zien als ze op graslanden aan het grazen zijn. Onderstaande foto’s van overwinterende kolganzen zijn gemaakt in de buurt van het Haaksberger Veen.

Kolganzen bij het Haaksberger Veen/Ammeloer Venn

Kolganzen bij het Haaksberger Veen/Ammeloer Venn

 

PB, 22-10-2016