Hoofdmenu

Immigranten uit Afrika

In voor- en najaar trekken miljoenen vogels tussen Europa en Afrika. Ze hebben in Nederland in het winterhalfjaar te weinig eten en vliegen daarom duizenden kilometers, simpelweg om te overleven. Wat veel mensen niet weten is dat elke vogelsoort rond min of meer dezelfde tijd in Nederland aankomt. Als eersten arriveren de grutto’s, de eersten vaak al eind februari. Tussen 10 en 15 maart komt de tjiftjaf aan gevolgd door boerenzwaluw, zwartkop en zwarte roodstaart. De meeste (zomer)vogels arriveren in april: de fitis vaak als eerste, de boomvalk pas eind april. Kwartel en wespendief zijn de laatsten. Tot ver in mei komen ze aan op hun broedplaatsen.

Over de datum van vertrek in het najaar weten we veel minder. Eenmaal aangekomen in het voorjaar beginnen ze vrijwel meteen met zingen. De vele duizenden vrijwilligers verspreid over het land noteren de vogels, bijvoorbeeld op de site www.waarneming.nl. Met hun zang laten de vogels aan soortgenoten horen dat dit hun territorium en broedplaats is. Het zijn de mannetjes die zingen. Indringers worden niet geduld, tenzij het een vrouwtje is. Zij is welkom en samen maken ze een nest en brengen ze de jongen groot. De noodzaak om te zingen neemt gedurende het voorjaar af. De eieren zijn immers gelegd of de jongen zijn al groot. Omdat zingen veel tijd en energie kost doen vogels dit vooral vroeg in het jaar en vroeg op dag. Zo kunnen ze de rest van de tijd aan nuttiger zaken besteden zoals het zoeken naar voedsel. En nadenken over de reis terug, naar Afrika, ook al duurt dat nog wel even.

 

Tekst: Gerard Lubbers

April 2018