Natuurrijk Rekken
Flowerpower
Veel warme dagen zijn er nog niet geweest, maar het is wel gewoon zomer. Veel jonge vogels zijn al uitgevlogen, onzekere tijden tegemoet, en de mussen zijn onder onze dakpannen intussen zelfs alweer aan hun tweede broedsel begonnen.
In deze tijd van het jaar zijn de oevers van de Berkel op hun mooist, vooral langs het gedeelte stroomopwaarts van de stuw bij Rekken, waar in 2009 nieuwe geulen zijn gegraven die als een natuurlijke zandvang fungeren. Op die plek lopen de oevers heel geleidelijk af naar het open water. Hierdoor vind je hier naast elkaar heel veel verschillende leefmilieus, verlopend van droog naar nat. In de plantengroei zie je die variatie terug: naast elkaar groeien hier soorten die houden van droge, licht vochtige, natte of zelfs kletsnatte grond en alle overgangen daartussen.
In de natuur is dit een algemeen verschijnsel: waar geleidelijke overgangen bestaan, zie je de grootste soortenrijkdom. Daarbij kan het gaan om de overgang van droog naar nat, maar ook van voedselarm naar voedselrijk, kalkarm naar kalkrijk, donker naar licht, zout naar zoet enzovoort. Op plaatsen met een scherpe overgang tussen twee leefmilieus is de rijkdom aan plantensoorten meestal veel lager. Aan de Berkel is dit verschil heel goed te zijn. Vergelijk maar eens foto 1 met foto 2. Foto 1 is genomen op een plek waar de rivier ooit is rechtgetrokken en een steile, eigenlijk onnatuurlijke oever is aangelegd met een plotselinge overgang van land naar water. Foto 2 laat goed zien hoe rijk de natuur zich op een flauwe oever heeft ontwikkeld.
Steile oever | Flauwe oever |
Plaatjes zeggen vaak meer dan woorden. Daarom staan hieronder foto’s van enkele opvallende plantensoorten die hier groeien. Die staan op een bepaalde volgorde: van de plantensoorten die hoog en droog op de oever groeien naar de soorten die het liefst met hun wortels in het water staan.
Teunisbloem | Grote ratelaar | Valeriaan |
Kattenstaart | Moerasvergeet-mij-nietje |
Gele maskerbloem, een verwilderde zeldzaamheid uit Noord-Amerika |
Gele lis |
In de laatste jaren heeft vooral de grote ratelaar zich op de Berkeloever enorm uitgebreid. De grote ratelaar is eenjarig, wat betekent dat de planten zelf niet overwinteren, maar in de herfst afsterven en als zaad het koude jaargetijde overleven. Het bijzondere aan de grote ratelaar is dat deze parasiteert op andere planten, vooral op grassen. Al aan het eind van de winter groeit uit het ratelaarzaadje een wortel, die al groeiende op zoek gaat naar de wortel van een andere plant en daarmee vergroeit. De ratelaar tapt hiermee als het ware water af met de daarin opgeloste voedingsstoffen (mineralen), die de gastheerplant met zijn eigen wortels uit de bodem opneemt. Maar de ratelaar is niet helemaal afhankelijk van zijn gastheer. De plant kan desnoods helemaal op eigen wortels groeien, al blijft deze dan wat kleiner, en heeft bovendien zelf bladgroen om met zonlicht eigen voedingsstoffen te maken (fotosynthese). Daarom wordt de grote ratelaar een halfparasiet genoemd. Als in de nazomer de zaden rijp zijn maken ze in de wind een rammelend geluid, vandaar de naam van de plant.
Een veldje ratelaars |
Natuurbeheerders zijn vaak blij met het verschijnen van de grote ratelaar. Door hun halfparasitaire levenswijze remmen ze de groei van grassen, waardoor andere plantensoorten meer kans krijgen zich in de graslanden te vestigen. Het aantal plantensoorten, en daardoor ook het aantal diersoorten dat van deze planten leeft, zoals vlinders en andere insecten, neemt daardoor toe. En dat is nu precies wat natuurbeheerders en natuurliefhebbers graag zien gebeuren!
PB, 15-06-2015